Afgelopen maandagavond kende ik je nog niet. Ik was uit eten
met vriendinnen en we praatten over wat voor werk we in de winter wilden gaan
doen. We klaagden over hoe lastig het was om een baan te vinden in Nederland en
dat we weer in zo’n koud en regenachtig land moeten gaan wonen. Dat we de deur straks
niet uit kunnen zonder handschoenen en een sjaal, dat we ’s ochtends eerst het
weer bericht moeten gaan checken. We hadden het erover hoe fijn het is om zo
dicht bij de zee te wonen en hoe gastvrij de Grieken zijn. We bestelden nog
maar een Saganaki en een paar stokjes Souvlaki, want ach, in Nederland gaan we
wel weer sporten.
Zou dat het moment geweest zijn dat jouw mama je op de boot
tilde daar in Turkije? Dat je je oranje zwemvest omkreeg en dat je toekeek hoe al die andere
kindjes de boot op kwamen met hun moeders? Vond je het spannend en had je door
wat er ging gebeuren? Of had je geen idee en vond je het wel leuk dat jullie
gingen varen?
Ik kende jou toen nog helemaal niet. Ik zag je voor het
eerst dinsdagmorgen. Jullie boot was net door de havenpolitie naar de haven
gebracht. De politieman tilde je uit de boot en je was helemaal doorweekt. Je
zat op de grond in de haven om je heen te kijken en je moeder bleef naar het
water staren. Ik zag dat je naast je zusje zat, die in een warmhouddeken op de
grond lag. Hoe lang ben jij al grote broer? Twee maanden? Drie maanden?
Ik gaf jouw moeder namens het Rode Kruis een doos met
flesjes water, sap en crackers, je keek er naar alsof het het grootste cadeau
was wat je ooit had gekregen. Ik gaf jouw moeder droge kleren voor je en ze
kleedde je snel om. Je kreeg een schone luier om en droge schoentjes waarop je
trots rond wandelde. Een ander meisje van jouw leeftijd kwam naar je toe en zei
iets tegen je in jouw eigen taal. Ze had een bellenblaas gekregen van een
andere vrijwilliger en was grote bellen aan het blazen. Jij keek ernaar en
stond op. Je probeerde alle bellen te vangen. Ik deed met je mee en samen
prikten we de bellen kapot. Je begon te lachen en klapte in je handjes toen ik
een grote bel doorprikte. Je probeerde dat zelf ook te doen maar de bellen
waren al snel te hoog. Ik tilde je op en eindelijk lukte het je, en je
schaterde het uit. Vanuit mijn ooghoek zag ik een glimlach op het gezicht van
je moeder verschijnen en het leek alsof ze even al haar zorgen vergat.
Ineens begon je te gillen en naar het water te wijzen. In de verte kwam de havenpolitie aan varen met daarachter weer een grote zwarte rubberboot, boot nummer vier van die ochtend. Ik zette je op de grond en je rende richting het water. Je moeder stond op en keek naar de boot die dichterbij kwam. Andere kinderen werden ook enthousiast en begonnen te zwaaien en te rennen.
De boot kwam dichterbij en ik zag dat de boot vol zat met
mannen. Je keek zoekend en probeerde je vader te herkennen tussen al die mannen
in oranje zwemvesten. Ze stapten een voor een de boot af en toen zag je je
papa. Je rende naar hem toe en knuffelde zijn been. Ik zag je vader naar je
moeder kijken. Ik zag de emoties in je vaders ogen. Geluk dat hij veilig op
Griekse bodem stond, de angst van alles wat hij heeft moeten doorstaan, de
opluchting dat jullie als gezin weer samen zijn, het verdriet om deze hele
situatie.
Van de havenpolitie moesten jullie bij elkaar gaan zitten.
Je zat op je vaders schoot en keek naar je kleine zusje die in de armen van de
medewerker van het Rode Kruis lag. Je moeder zat naast je en hield je hand
vast. Je kreeg een nummer op je arm geschreven. Nummer 18, van boot nummer 3
die arriveerde op dinsdagmorgen 1 september.
Ik kon vanaf dat moment weinig nog voor jullie doen. Ik
zette jullie doorweekte rugzakken iets uit elkaar zodat ze beter konden drogen.
Ik zwaaide naar je en je zwaaide terug, je moeder zei zachtjes ‘‘Thank you’’ en
je vaders lippen bewogen iets omhoog. Hij probeerde te glimlachen.
Lieve Aram, ik heb je na dinsdag niet meer gezien en ik weet
ook niet waar je nu bent. Ben je nog op dit eiland? Ben je al in Athene of zijn
jullie Griekenland inmiddels al uit?
Ik wens dat de wereld jou snel weer gaat zien als Aram en niet langer meer als een nummer.
Ik wens dat de wereld jou snel weer gaat zien als Aram en niet langer meer als een nummer.
Ik hoop dat je over tien jaar een gezonde puber bent met een
veilig thuis en dat je nog maar weinig weet van de manier waarop jij op 01
september 2015 Europa bereikte. Je herinnert je mij waarschijnlijk niet eens
meer, maar weet dat jouw lach toen we samen bellen doorprikten, in mijn
geheugen staat gegrift.
Lieve Aram, ik wens jou, je papa en mama en je zusje, het
allerbeste toe.