Vandaag precies zes maanden geleden stond ik op LAX. Met
twee koffers en mijn handtas over mijn schouder en mijn map vol met
immigratiepapieren. Ik stond met een buik vol zenuwen in de rij bij de douane
en lachte vriendelijk tegen de douane beambte toen hij zei dat hij mijn vinger
afdrukken niet meer nodig had, want die hadden ze al in het systeem. De stress
van mijn bezoek aan het Consulaat in Amsterdam van een week ervoor schoot weer
even in mijn hoofd voorbij. Pas toen de beambte zei; ‘‘Welcome in the USA!’’
durfde ik weer adem te halen en liep verder. Op zoek naar de taxi die mij naar
het Hilton zou brengen. Op de snelweg
kon ik bijna niet geloven dat dit mijn nieuwe thuis zou zijn. Dat ik weer echt
in Amerika was.
En de tijd vloog voorbij, ik overleefde mijn eerste week,
mijn eerste maand, de eerste zes weken, de eerste drie maanden. En vanaf vandaag
weet ik dat er in Europa mensen zijn begonnen met af tellen en die de verf al
in huis hebben gehaald om mijn welkom thuis spandoeken te maken.
Ikzelf ben veel te druk om daar mee bezig te zijn. Ik maak
me af en toe zorgen om wat ik volgend jaar moet gaan doen, Londen, New York,
Amsterdam, Rome, Zurich, Curaçao, er
zijn veel teveel mogelijkheden. Of zoals mijn moeder zei; ‘‘Ik weet dat je in
februari weer thuis bent, maar durf me er niet aan over te geven want ik ben
bang dat je maar voor korte duur in Nederland zal zijn.’’ We zullen zien.
Mijn lang-leve-de-lol-leven bestaande uit het bezoeken van
feestjes en exclusieve bars, een beetje werken, een beetje aan het strand
liggen en een beetje winkelen maakt dat dit het beste jaar van mijn leven is
tot nu toe. Mijn werk voelt zelfs niet eens als werken omdat ik meestal pas
rond een uur of vier moet beginnen en dus overdag alle tijd voor mezelf heb.
Het enige wat me soms opbreekt is dat ik de afgelopen weken zes dagen per week
heb gewerkt en laatst zelfs 9 dagen straight waardoor ik op dag negen de
grootste fout van mijn carrière heb gemaakt. Iemand inchecken met een
gefraudeerde creditcard.
Afgelopen donderdag was ik vrij en ben ik met Joanne naar
Santa Monica geweest. We gingen organic lunchen (zoooooo LA) en daarna bruin
bakken in de zon en vooral Mexicanen kijken die hun hele huishouden mee het
strand op namen. Er kwam een groep Nederlandse jongeren naast ons liggen die
wij iets te uitgebreid aan het bekijken waren want toen ze weg liepen vroeg één
van de jongens; ‘‘Ar joe bai anie tjans Joeropien?’’ Joanne zei nee en ik zei
ja en we vielen meteen door de mand. ‘‘We zagen jullie al zo kijken en dachten,
die twee meisjes komen vast uit Europa.’’ De echte Amerika look hebben we dus
helaas nog niet.
Om acht uur besloten we dat we maar van het strand af
moesten gaan, het was nog steeds snikheet. We liepen naar de auto, reden naar
Burbank en stopten bij de Ralphs voor een paar porties sushi en een fles wijn
en gingen bij mij thuis op mijn balkon dineren. We namen een douche, kleedden
ons om, bestelden een taxi en gingen naar Hollywood. We lieten ons af zetten
bij een ondergrondse bar en kwam meteen bekenden tegen. LA mag dan wel
miljoenen inwoners hebben maar overal kom je bekenden tegen. En iedereen kent
weer iedereen en Joanne en ik kwamen erachter dat we allebei dezelfde mensen
kenden zonder dat we van elkaar wisten dat we die allebei kenden. We maakten
vrienden met de general manager van een van de beste steakhouses van LA
(oftewel binnenkort een gratis dinner) en we dronken roze cocktails.
Na een tijdje vertrokken we naar de bar ernaast, No Vacancy.
Nadat we onze ID lieten zien aan de beveiliging, ik voel me nog steeds zo trots
als ik mijn Californische ID kan showen, liepen we naar binnen. Daar waren drie
deuren, we trokken er één open en kwamen in een kamer met een bed en een vrouw
met weinig kleren aan. Ze sloot de deur, ging op het bed zitten, vertelde ons
alle regels van de bar en drukte op een knop. Haar bed schoof aan de kant, er
kwam een trap tevoorschijn en via die trap kwamen we in de bar. Hier kan ‘‘De
Veluwe’’ in Ermelo net niet tegen op.
De volgende dag werden we wakker met een klein beetje
hoofdpijn, een teken dat we in ieder geval lol hebben gehad. Ik ging weer
werken om twee uur en Joanne vertrok richting huis.
Zondag moest ik om elf uur werken en was ik om half acht
weer klaar. Eenmaal thuis pakte ik mijn koffer in en ging naar Torrance om
daarna met Joanne naar Manhattan Beach te gaan om wat drankjes te gaan drinken.
We eindigden in een bar vol met Canadezen met fijne opmerkingen; ‘‘Your hips
are made voor iceskating!!!’’ Misschien waren de zes keer dat ik hier gesport
heb het afgelopen half jaar toch niet helemaal genoeg.
Thuis bij Joanne bakten we organic tosti’s en na
vierentwintig keer de slappe lach te hebben gehad vielen we in slaap.
Maandagmorgen bleven we in bed liggen tot een uur of twaalf en daarna trokken
we weer onze bikini’s aan, een jurkje en met onze strandspullen gingen we
lunchen (of ontbijten, net hoe je het noemen wilt). We parkeerden onszelf even
later weer op het strand met een berg tijdschriften en probeerden nog bruiner te
worden.
Stipt zes uur waren we weer thuis en dronken buiten liters
water met limoen. We besloten om te gaan douchen en daarna uit eten te gaan bij
een nieuw restaurant. Zo nieuw dat we de enige gasten waren, hilarisch-er kon
niet.
Dinsdag nam ik om een uur of twaalf afscheid van Joanne en
ging weer terug naar mijn huis om te skypen met Nadine en Cynthia, die ik al
zeshonderd jaar niet gesproken had. We hebben drie uur lang gekletst over van
alles en nog wat en het leek net alsof ik naast ze aan tafel zat. Precies wat
ik even nodig had.
Toen ik op mijn werk
kwam om vier uur hadden we nog 34 checkins te gaan, ondanks dat het hele hotel
volgeboekt was. De avond duurde lang en ik was ongelooflijk blij toen ik een
uur eerder naar huis mocht gaan.
Gisteren heb ik tot een uur of half tien in mijn bed gelegen, ik
begin midden in de zomer een mega verkoudheid te krijgen. Ik vrees dat het door
de airco’s komt maar mijn keel doet zeer, mijn oren zitten dicht en wanneer ik
Engels praat klink ik als een Zweed of een Noor. Om tien uur was ik bij de Ikea om te ontbijten met Veronica die ik al 200 jaar niet meer had gesproken. We dronken koffie, ontbeten voor ongeveer niks en deden twee uur langs niets anders dan bijkletsen.
De grap van de dag gisteren op mijn werk
(of eigenlijk is het geen grap) was dat er ’s avonds geen water meer in het
hotel was. De telefoon stond roodgloeiend van alle 500 gasten die naar de receptie
belden. En na een kwartier kwamen we erachter dat er in een heel gebied in LA
geen water meer was. Mijn laatste twee uur werken van die dag bestonden uit
excuses aanbieden en het aanhoren van klagende Amerikanen. ‘‘Ik betaal jou voor
deze kamer dus jij zorgt maar dat ik water heb’’ ‘‘Wat wilt u dat ik doe
meneer? Het hele gebied heeft geen water meer.’’ ‘‘Dat boeit me niet, ik moet
nu water hebben, dus jij regelt het maar.’’
‘‘Waarom moet ik naar beneden komen?!’’ ‘‘Wat kan ik voor u
doen meneer?’’ ‘‘Waarom heb jij mij niet in mijn kamer gebeld om te vertellen
dat er geen water is in dit hotel?’’ ‘‘U wenst dat wij alle 500 kamers gaan
bellen om elf uur ’s avonds om te vertellen dat er geen water meer is?’’
‘‘Hoelang gaat dit nog duren?’’ ‘‘Geen idee, mevrouw, het is
citywide, dus ze zijn nu aan het uitzoeken wat er aan de hand is en daarna
wordt het probleem opgelost.’’ ‘‘Ik moet dus de hele nacht blijven wachten en
ben morgen niet fit bij mijn meeting door het probleem van dit hotel?’’ ‘‘Mevrouw
u kunt rustig gaan slapen, we hopen dat er morgenochtend gewoon weer water is.’’
‘’Ik ga nu mijn advocaat bellen, DIT IS BELACHELIJK.’’
Zelfs mijn collega’s merkten op dat Europeanen in deze
gevallen veel relaxter zijn. Zodra we mensen uit Europa vertelden dat het
helaas citywide was reageerden ze met een ‘‘Oh, je hoeft je niet te
verontschuldigen, dit is niet jouw fout!’’ Een paar van mijn collega’s
verontschuldigden zich zelfs tegenover mij voor hun landgenoten. En natuurlijk
reageerde niet iedere Amerikaan zoals hierboven geschreven, maar het was wel
even duidelijk dat er een groot verschil was tussen de reactie van mensen uit
Europa en uit Amerika.
De afgelopen dagen heb ik ook gemerkt dat de ramp van het
vliegtuig van Malaysia Airlines niet alleen nog in Nederland leeft. Maar ook
onder de gasten bij mij in het hotel. Minimaal veertig keer per dag hoor ik; ‘‘Are
you from the Netherlands?!’’ Mensen lezen dat op mijn naamkaartje. In plaats
van felicitaties met de prestatie van het Nederlands Elftal op het WK krijg ik
nu alleen maar sterkte wensen en bemoedigende woorden. Mensen laten weten dat
ze eigenlijk Nederland niet echt kenden voor de ramp maar respect hebben voor
de manier waarop wij de slachtoffers van de ramp hebben onthaald in Nederland.
Mensen uit alle delen van de wereld (Australië, Brazilië, Zuid Afrika,
Noorwegen, Italië, Singapore, Ghana, Frankrijk, Marokko en zo kan ik nog wel
even doorgaan) vertellen dat ze gehuild hebben toen ze op het nieuws zagen hoe de
lijken uit het vliegtuig werden gehaald en hoe de rouwstoet over de snelwegen
reed. Mensen zeggen dat ik trots moet zijn op mijn land. Dat Nederland één van
de mooiste landen op de wereld moet
zijn, als er zo omgegaan wordt met een verschrikkelijke ramp. Gasten vragen of
ik blij ben dat ik weer naar Nederland ga over zes maanden. Het land dat
zo menselijk is en waar iedereen met
elkaar meeleeft. Collega’s vertelden dat ik eigenlijk de enige ben die ze
kennen uit Nederland maar dat ze nu begrijpen waarom ik altijd zo positief en
vrolijk ben. ‘‘Jij komt uit zo’n bijzonder land. Een land dat respect toont en
waarin iedereen gelijk is. Ondanks de ellende die die jouw land nu doormaakt, kan
jij trots zijn op je roots.’’ Ik krijg er kippenvel van, iedere keer weer
wanneer ik hoor hoe mensen overal vandaan naar ''mijn'' Nederland kijken.