Maandag was eindelijk mijn ‘‘vrijdag’’, want dinsdag had ik
een vrije dag. Met het laatste beetje energie dat ik nog over had sleepte ik
mezelf om half acht weer naar mijn auto en kon nog net het gaspedaal indrukken
en de goede kant op sturen. Oke, lichtelijk overdreven, maar ik kon een vrije
dag wel goed gebruiken. Ik begon met één voor één handdoeken in de vouwmachine
te stoppen, waarbij een van de housemen’s mij even kwam helpen. In zijn
allerbeste Engels vroeg hij of het klopte dat ik familie was van de Rooms
Division Manager. Want dat had hij gehoord en we komen allebei uit hetzelfde
land, dus dacht hij dat het wel waar was. Ik viel bijna op de grond van het
lachen, ik ben hier amper drie maanden en nu gaan er al wilde verhalen de
ronde. Ik zei hem dat ik echt geen
familie van de manager was, maar dat ik wel uit Nederland kom. ‘‘Oh mr. manager
is from Holland, that’s why!’’. Ik legde uit dat Nederland en Holland hetzelfde
zijn. En hij vertelde dat hij het wel erg zielig vond dat wij nog nooit de
Worldcup hadden gewonnen en dat hij echt voor Nederland is, want wij verdienen
het om dit keer te winnen. Ik stemde maar toe.
Na het vouwen van de handdoeken was het tijd voor pauze. Ik
dronk koffie en at ontbijtkoek, mijn collega’s zaten lekker rijst te eten. Na
twintig minuten ging ik naar de security om een sleutelpas op te halen en vroeg
mijn collega wanneer ik naar security kom om te werken. Ik antwoorde met;
nooit! En hij begon te lachen. ‘‘But Anne, you’re doing a very good job here at
this hotel!’’ Ik beschouwde dat maar als compliment en liep met een glimlach
naar de lift. Op naar de 24e etage om weer een stuk of 90 kamers te
checken.
Het hoogtepunt was dat ik op een van de kamers een briefje
vond, geschreven door een kind. ‘‘This hotel is the best hotel ever!’’ En dat
soort dingetjes maakt dat ik dit werk overleef. Begrijp me niet verkeerd, ik
wil niet klagerig overkomen of wat dan ook. Maar het is pittig om de hele dag
alleen door het hotel te dwalen met een lijst met kamernummers erop. Kamer in,
kamer uit. En wanneer ik iets verkeerds vind moet ik met handen en voeten
uitleggen tegen de Spaanse dames wat ik gevonden heb en wat ik wil wat ze ermee
gaan doen. Een uitdaging, met een hoofdletter U. En het resulteert ook wel eens
in grappige momenten. Zo kwam ik een kamer tegen waar de kluis op slot zat, het
is dan de taak van de kamermeisjes om security te bellen zodat die de kluis kunnen
open maken. Ik liep terug naar het meisje dat de kamer schoon had gemaakt om te
vragen of ze de kluis had gerapporteerd aan security. Het ging zo; ‘‘Maria’’
(fictieve naam), ‘‘room’’ *wijst naar papier om het kamernummer aan te wijzen*,
‘‘safe’’ *loopt de kamer in en wijst naar de kluis*, ‘‘is locked’’ *(maakt een
x-factor kruis met handen*. ‘‘You’’ *Wijst naar het meisje* ‘‘Called?’’ *maakt
een telefoongebaar met hand* ‘‘Security?’’ En met dat ik het woord security
uitsprak raakte ze volledig in paniek. ‘‘Noooo, noooo! No!!! NO SECURITY!!!
NOOOOOOO!!! NO! PLEASE! NOOO SECURITY!’’ Ik heb het vermoeden dat ze op een of
andere manier een trauma heeft opgelopen aan beveiligingsmensen want het was
nou niet echt mijn bedoeling om haar bang te maken of wat dan ook. Ik kreeg het
idee dat ze het niet begreep wat ik bedoelde dus pakte ik maar zelf de telefoon
en rapporteerde de kluis aan de beveiliging. Onder het mom van, beter twee keer
dan helemaal niet. En ik belde de office coördinator om te vragen of zij in het
Spaans tegen het meisje wilde zeggen dat ze security moet bellen wanneer ze een
kluis tegenkomt die dicht zit. Later vertelde de office coördinator dat het
meisje inderdaad security had gebeld en dat ze niet begreep wat ik bedoelde.
Tsja, misschien moet ik dan toch aan mijn uitbeeldkunsten werken..
Het blijft me een beetje irriteren dat ik niet zo goed met
hen kan praten, juist omdat ik nu als supervisor zoveel zou kunnen leren aan
management vaardigheden. Hoe breng je op een niet al te verkeerde manier dat ze
een kamer opnieuw schoon moeten maken? Hoe motiveer je mensen die heel zwaar
werk doen? Hoe geef je de juiste complimenten zonder dat ze te makkelijk over
het werk gaan denken? Enzovoort.
Stel je voor dat je morgen naar je werk gaat, en iedereen
ineens Turks praat. Op twee mensen na, die spreken naast Turks ook nog Nederlands.
Al het werkoverleg, alle notities, alle momenten dat je met elkaar in een lift
staat of alle grapjes die gemaakt worden, alles gaat in het Turks en jij staat
er maar bij en moet nonstop vragen of iemand het wil vertalen. En ondanks dat
je bij een Nederlands bedrijf werkt en zelf vindt dat alles in het Nederlands
zou moeten, kan je daar niet veel mee. Want het grootste gedeelte van je
collega’s spreekt geen Nederlands. Zo voelt mijn werk op dit moment ongeveer. Maar niets aan te doen, even doorbijten en
over 2,5 week mag ik naar de front desk. In de tussentijd probeer ik me te
redden met ‘‘Buenos Dias’’ en ‘‘Ola’’.
En blijven lachen. Toen het eindelijk half vijf was ging ik
weer naar beneden, pakte mijn tas, leverde mijn walkie talkie in. Ik voel me
toch altijd wel belangrijk als ik daarmee door het hotel loop, vooral als ik
dan in mijn andere hand nog een stapel papieren heb en een sleutelbos. Ik ging
naar huis om andere kleren aan te doen, want het was buiten dertig graden, en
ik ging naar Barnes en Noble om mijn blog te schrijven.
Dinsdagmorgen werd ik wakker van de felle zon die door de
gordijnen heen kwam, beter wakker worden kan niet. En ik besloot dat dit de
perfecte dag was om te relaxen op het strand. Dus na een ontbijtje pakte ik
mijn handdoek, trok mijn bikini aan en een zomerjurkje en met zonnebril op liep
ik naar mijn auto, op weg naar Santa Monica. Volgens echte Angelino’s (inwoners
van LA) een verschrikkelijk strand, want ik las van de week dat je nooit een
Angelino zou horen zeggen ''I like Santa Monica’’. Maar ik vind het echt een heerlijk
strand. Een beetje toeristisch, maar echt zoals uit films. Met palmbomen, heel
veel zand, lange stukken gras met kronkelpaadjes en leuke winkeltjes en
restaurantjes aan de weg. Ik parkeerde mijn auto en ging naar de Coffee Bean om
een ijskoffie te kopen en ik zocht een leuk plekje op het strand. Toen ik met
mijn voeten in het zand op mijn handdoek de nieuwste Jill Mansell aan het lezen
was, dacht ik even niet meer aan mijn werk, vergat ik al mijn Spaanse collega’s
en werd ik weer blij.
Om een uur of half vier was mijn zonnebrandcreme op en was
het tijd om naar huis te gaan. En zo stond ik een half uur later weer in een
file. Muziekje aan, een beetje meezingen en ik vermaakte me wel. Haatte ik in
Nederland file enorm, hier weet ik dat het erbij hoort. De files in LA zijn
beroemd en berucht, dus om daar deel van uit te maken, heeft ook wel weer eens
wat. Eenmaal in Burbank ging ik boodschappen
doen en thuis keek ik de hele avond RTL-gemist.
Heerlijk!
Toen ik woensdagavond naar Chipotle ging om even te eten
stond er een rij van bijna een kilometer naar de Ben & Jerry ijssalon.
Bizar, want daar is normaal gesproken nooit iemand, ik denk omdat de
Yoghurtland tien meter verderop zit en die is gewoon net iets beter dan Ben
& Jerry. Zelfs ik kom nooit bij Ben & Jerry, maar heb al wel een
klantenkaart van Yoghurtland (too bad). Ik was nieuwsgierig, kroop even in mijn
rol als Linda Wereldwijf en vroeg aan mensen in de rij wat er aan de hand was,
want ik was een ‘‘Reporter from the Netherlands, I’m writing for a Dutch
magazine.’’ Hilarisch, want mensen gingen uitgebreid vertellen wat er aan de
hand was. Ben & Jerry waren jarig en dat wordt ieder jaar gevierd met een
dag gratis ijs. Dat verklaart dus de lange rij, ergens zijn Amerikanen
misschien toch iets meer Dutch dan ze zelf denken. Als het maar gratis is.
Vanmorgen mocht ik een half uurtje later beginnen, dus nadat
ik even geskypt had met mijn moeder ging ik weer op weg naar mijn werk. Another
day, en weer meer dan 100 kamers om te checken. Om een lang verhaal kort te
maken, de dag duurde best lang en ik was blij toen het vijf uur was. Omdat mijn
auto al enige tijd een gek tikkend geluid maakte, was ik een beetje bang dat er
iets helemaal mis was. En omdat ik natuurlijk goed in uitstellen ben, heb ik
het de eerste paar weken genegeerd. Tot ik het afgelopen vrijdag nog hoorde
ondanks dat ik het volume van mijn radio op stand tien zette en mensen naar mij keken als ik bij het
stoplicht stil stond. Toen bij het derde stoplicht alle voetgangers bleven
staren bedacht ik me dat het misschien niet kwam omdat ik er leuk uitzag of
omdat rood hun lievelingskleur is. Dus deed ik mijn raampje even naar beneden
en hoorde ik dat het geluid echt heel hard was. Tijd om naar de garage te gaan.
Ik zag er lichtelijk tegenop, de autodealer heeft al drie
keer gevraagd of ik wat wilde drinken met hem en ik heb al drie keer een smoes
bedacht (toen ik hem voor het eerst ontmoette vertelde hij uitgebreid over zijn
vrouw..). Dus het was meer mijn bedoeling om niet meer terug te komen bij die
garage, op volgend jaar februari na dan, wanneer hij mijn auto moet terug gaan
kopen. Maar ik had geen keus en eigenlijk had ik ook nog steeds mijn nummerplaat niet op mijn
auto gemonteerd (ik heb geen schroevendraaier en ben ik ook niet in het bezit
van schroeven en er is geen Gamma in de buurt). Dus nam ik mijn nummerplaten
ook maar mee. Eenmaal bij de garage aangekomen zag ik mijn dealer niet, dus
liep ik snel op iemand anders af, die even mijn auto startte en meteen wist dat
het aan de olie lag. Hij vulde de olie bij, sprak in allerlei moeilijke termen,
liet me weten dat ik zaterdag nog even terug moest komen voor wat onderhoud,
wat hij niet in rekening gaat brengen en dat het een goede auto is en dat ik
zeker volgend jaar terug moet komen zodat ze hem weer terug kunnen kopen. Nadat
ik dat beloofd had haalde ik mijn nummerplaten uit mijn tas en met mijn
allerliefste glimlach vroeg ik of hij die ook nog even kon monteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten