donderdag 10 april 2014

''All I know for sure is that nothing is forever."



Maandag was eindelijk mijn ‘‘vrijdag’’, want dinsdag had ik een vrije dag. Met het laatste beetje energie dat ik nog over had sleepte ik mezelf om half acht weer naar mijn auto en kon nog net het gaspedaal indrukken en de goede kant op sturen. Oke, lichtelijk overdreven, maar ik kon een vrije dag wel goed gebruiken. Ik begon met één voor één handdoeken in de vouwmachine te stoppen, waarbij een van de housemen’s mij even kwam helpen. In zijn allerbeste Engels vroeg hij of het klopte dat ik familie was van de Rooms Division Manager. Want dat had hij gehoord en we komen allebei uit hetzelfde land, dus dacht hij dat het wel waar was. Ik viel bijna op de grond van het lachen, ik ben hier amper drie maanden en nu gaan er al wilde verhalen de ronde.  Ik zei hem dat ik echt geen familie van de manager was, maar dat ik wel uit Nederland kom. ‘‘Oh mr. manager is from Holland, that’s why!’’. Ik legde uit dat Nederland en Holland hetzelfde zijn. En hij vertelde dat hij het wel erg zielig vond dat wij nog nooit de Worldcup hadden gewonnen en dat hij echt voor Nederland is, want wij verdienen het om dit keer te winnen. Ik stemde maar toe.

Na het vouwen van de handdoeken was het tijd voor pauze. Ik dronk koffie en at ontbijtkoek, mijn collega’s zaten lekker rijst te eten. Na twintig minuten ging ik naar de security om een sleutelpas op te halen en vroeg mijn collega wanneer ik naar security kom om te werken. Ik antwoorde met; nooit! En hij begon te lachen. ‘‘But Anne, you’re doing a very good job here at this hotel!’’ Ik beschouwde dat maar als compliment en liep met een glimlach naar de lift. Op naar de 24e etage om weer een stuk of 90 kamers te checken.   

Het hoogtepunt was dat ik op een van de kamers een briefje vond, geschreven door een kind. ‘‘This hotel is the best hotel ever!’’ En dat soort dingetjes maakt dat ik dit werk overleef. Begrijp me niet verkeerd, ik wil niet klagerig overkomen of wat dan ook. Maar het is pittig om de hele dag alleen door het hotel te dwalen met een lijst met kamernummers erop. Kamer in, kamer uit. En wanneer ik iets verkeerds vind moet ik met handen en voeten uitleggen tegen de Spaanse dames wat ik gevonden heb en wat ik wil wat ze ermee gaan doen. Een uitdaging, met een hoofdletter U. En het resulteert ook wel eens in grappige momenten. Zo kwam ik een kamer tegen waar de kluis op slot zat, het is dan de taak van de kamermeisjes om security te bellen zodat die de kluis kunnen open maken. Ik liep terug naar het meisje dat de kamer schoon had gemaakt om te vragen of ze de kluis had gerapporteerd aan security. Het ging zo; ‘‘Maria’’ (fictieve naam), ‘‘room’’ *wijst naar papier om het kamernummer aan te wijzen*, ‘‘safe’’ *loopt de kamer in en wijst naar de kluis*, ‘‘is locked’’ *(maakt een x-factor kruis met handen*. ‘‘You’’ *Wijst naar het meisje* ‘‘Called?’’ *maakt een telefoongebaar met hand* ‘‘Security?’’ En met dat ik het woord security uitsprak raakte ze volledig in paniek. ‘‘Noooo, noooo! No!!! NO SECURITY!!! NOOOOOOO!!! NO! PLEASE! NOOO SECURITY!’’ Ik heb het vermoeden dat ze op een of andere manier een trauma heeft opgelopen aan beveiligingsmensen want het was nou niet echt mijn bedoeling om haar bang te maken of wat dan ook. Ik kreeg het idee dat ze het niet begreep wat ik bedoelde dus pakte ik maar zelf de telefoon en rapporteerde de kluis aan de beveiliging. Onder het mom van, beter twee keer dan helemaal niet. En ik belde de office coördinator om te vragen of zij in het Spaans tegen het meisje wilde zeggen dat ze security moet bellen wanneer ze een kluis tegenkomt die dicht zit. Later vertelde de office coördinator dat het meisje inderdaad security had gebeld en dat ze niet begreep wat ik bedoelde. Tsja, misschien moet ik dan toch aan mijn uitbeeldkunsten werken..

Het blijft me een beetje irriteren dat ik niet zo goed met hen kan praten, juist omdat ik nu als supervisor zoveel zou kunnen leren aan management vaardigheden. Hoe breng je op een niet al te verkeerde manier dat ze een kamer opnieuw schoon moeten maken? Hoe motiveer je mensen die heel zwaar werk doen? Hoe geef je de juiste complimenten zonder dat ze te makkelijk over het werk gaan denken? Enzovoort.

Stel je voor dat je morgen naar je werk gaat, en iedereen ineens Turks praat. Op twee mensen na, die spreken naast Turks ook nog Nederlands. Al het werkoverleg, alle notities, alle momenten dat je met elkaar in een lift staat of alle grapjes die gemaakt worden, alles gaat in het Turks en jij staat er maar bij en moet nonstop vragen of iemand het wil vertalen. En ondanks dat je bij een Nederlands bedrijf werkt en zelf vindt dat alles in het Nederlands zou moeten, kan je daar niet veel mee. Want het grootste gedeelte van je collega’s spreekt geen Nederlands. Zo voelt mijn werk op dit moment ongeveer.  Maar niets aan te doen, even doorbijten en over 2,5 week mag ik naar de front desk. In de tussentijd probeer ik me te redden met ‘‘Buenos Dias’’ en ‘‘Ola’’.

En blijven lachen. Toen het eindelijk half vijf was ging ik weer naar beneden, pakte mijn tas, leverde mijn walkie talkie in. Ik voel me toch altijd wel belangrijk als ik daarmee door het hotel loop, vooral als ik dan in mijn andere hand nog een stapel papieren heb en een sleutelbos. Ik ging naar huis om andere kleren aan te doen, want het was buiten dertig graden, en ik ging naar Barnes en Noble om mijn blog te schrijven.

Dinsdagmorgen werd ik wakker van de felle zon die door de gordijnen heen kwam, beter wakker worden kan niet. En ik besloot dat dit de perfecte dag was om te relaxen op het strand. Dus na een ontbijtje pakte ik mijn handdoek, trok mijn bikini aan en een zomerjurkje en met zonnebril op liep ik naar mijn auto, op weg naar Santa Monica. Volgens echte Angelino’s (inwoners van LA) een verschrikkelijk strand, want ik las van de week dat je nooit een Angelino zou horen zeggen ''I like Santa Monica’’. Maar ik vind het echt een heerlijk strand. Een beetje toeristisch, maar echt zoals uit films. Met palmbomen, heel veel zand, lange stukken gras met kronkelpaadjes en leuke winkeltjes en restaurantjes aan de weg. Ik parkeerde mijn auto en ging naar de Coffee Bean om een ijskoffie te kopen en ik zocht een leuk plekje op het strand. Toen ik met mijn voeten in het zand op mijn handdoek de nieuwste Jill Mansell aan het lezen was, dacht ik even niet meer aan mijn werk, vergat ik al mijn Spaanse collega’s en werd ik weer blij. 

 
Voor geen goud zou ik mijn leven van nu willen ruilen voor het leven wat ik in Nederland had. Van maandag tot en met vrijdag op kantoor zitten, van negen uur ’s ochtends tot vijf uur ’s middags. En dan weer naar huis om om half zes te eten. Mijn leven van nu lijkt in niets meer op het leven wat ik vier maanden geleden had. Natuurlijk mis ik af en toe familie en vrienden en heb ik mijn momentjes, maar dit is mijn droom. En dit is precies waar ik sinds vorig jaar juni al naar toe gewerkt heb..



Om een uur of half vier was mijn zonnebrandcreme op en was het tijd om naar huis te gaan. En zo stond ik een half uur later weer in een file. Muziekje aan, een beetje meezingen en ik vermaakte me wel. Haatte ik in Nederland file enorm, hier weet ik dat het erbij hoort. De files in LA zijn beroemd en berucht, dus om daar deel van uit te maken, heeft ook wel weer eens wat.  Eenmaal in Burbank ging ik boodschappen doen en thuis keek ik  de hele avond RTL-gemist. Heerlijk!


 
Woensdagochtend was ik weer present om acht uur. En ging ik weer op stap om kamers te checken. Nu ik steeds zo door het hotel loop en niet meer op het Housekeeping-kantoor planningen aan het maken ben, kom ik heel af en toe collega’s van andere afdelingen tegen. Zo stond ik in de lift met een collega van roomservice die vroeg wanneer ik naar roomservice ga (einde van het jaar). En kwam ik in de gang een collega van PBX (de telefooncentrale) tegen die naar de ZARA was geweest op mijn aanraden, de hele winkel had leeggekocht en vertelde dat ze bij bijna ieder kledingstuk wel aan mij had gedacht. Het maakt me weer wat gelukkiger dat ik in ieder geval opgemerkt word en dat andere collega’s interesse tonen. Zoals een manager laatst zei; ‘‘Jij bent altijd zo vrolijk, dát is jouw kracht en dat wordt gewaardeerd.’’ Bizar, omdat ik me juist af en toe zo onzeker voel. Blijkbaar helpt het vrolijke masker mij er doorheen. Ik hoop dat dat mij ooit nog een oorkonde oplevert als medewerker van de maand, dat is mijn nieuwe doel voor dit jaar.

Toen ik woensdagavond naar Chipotle ging om even te eten stond er een rij van bijna een kilometer naar de Ben & Jerry ijssalon. Bizar, want daar is normaal gesproken nooit iemand, ik denk omdat de Yoghurtland tien meter verderop zit en die is gewoon net iets beter dan Ben & Jerry. Zelfs ik kom nooit bij Ben & Jerry, maar heb al wel een klantenkaart van Yoghurtland (too bad). Ik was nieuwsgierig, kroop even in mijn rol als Linda Wereldwijf en vroeg aan mensen in de rij wat er aan de hand was, want ik was een ‘‘Reporter from the Netherlands, I’m writing for a Dutch magazine.’’ Hilarisch, want mensen gingen uitgebreid vertellen wat er aan de hand was. Ben & Jerry waren jarig en dat wordt ieder jaar gevierd met een dag gratis ijs. Dat verklaart dus de lange rij, ergens zijn Amerikanen misschien toch iets meer Dutch dan ze zelf denken. Als het maar gratis is.



Even later stond ik bij Yoghurtland en was ik meteen aan de beurt..

Vanmorgen mocht ik een half uurtje later beginnen, dus nadat ik even geskypt had met mijn moeder ging ik weer op weg naar mijn werk. Another day, en weer meer dan 100 kamers om te checken. Om een lang verhaal kort te maken, de dag duurde best lang en ik was blij toen het vijf uur was. Omdat mijn auto al enige tijd een gek tikkend geluid maakte, was ik een beetje bang dat er iets helemaal mis was. En omdat ik natuurlijk goed in uitstellen ben, heb ik het de eerste paar weken genegeerd. Tot ik het afgelopen vrijdag nog hoorde ondanks dat ik het volume van mijn radio op stand tien zette en mensen naar mij keken als ik bij het stoplicht stil stond. Toen bij het derde stoplicht alle voetgangers bleven staren bedacht ik me dat het misschien niet kwam omdat ik er leuk uitzag of omdat rood hun lievelingskleur is. Dus deed ik mijn raampje even naar beneden en hoorde ik dat het geluid echt heel hard was. Tijd om naar de garage te gaan.

Ik zag er lichtelijk tegenop, de autodealer heeft al drie keer gevraagd of ik wat wilde drinken met hem en ik heb al drie keer een smoes bedacht (toen ik hem voor het eerst ontmoette vertelde hij uitgebreid over zijn vrouw..). Dus het was meer mijn bedoeling om niet meer terug te komen bij die garage, op volgend jaar februari na dan, wanneer hij mijn auto moet terug gaan kopen. Maar ik had geen keus en eigenlijk had ik  ook nog steeds mijn nummerplaat niet op mijn auto gemonteerd (ik heb geen schroevendraaier en ben ik ook niet in het bezit van schroeven en er is geen Gamma in de buurt). Dus nam ik mijn nummerplaten ook maar mee. Eenmaal bij de garage aangekomen zag ik mijn dealer niet, dus liep ik snel op iemand anders af, die even mijn auto startte en meteen wist dat het aan de olie lag. Hij vulde de olie bij, sprak in allerlei moeilijke termen, liet me weten dat ik zaterdag nog even terug moest komen voor wat onderhoud, wat hij niet in rekening gaat brengen en dat het een goede auto is en dat ik zeker volgend jaar terug moet komen zodat ze hem weer terug kunnen kopen. Nadat ik dat beloofd had haalde ik mijn nummerplaten uit mijn tas en met mijn allerliefste glimlach vroeg ik of hij die ook nog even kon monteren. 

 
Eind goed al goed, de nummerplaten zaten erop en net toen ik in wilde stappen om weg te rijden kwam meneer de dealer uit het kantoor lopen. Gaf me een zoen op mijn wang en zei dat hij er zeker zou zijn wanneer ik zaterdag terug kom (Ah, superfijn, ja). Hij liep voor mijn auto uit naar de weg, ging midden op de weg staan zodat ik veilig weg kon rijden en bleef staan zwaaien tot ik de hoek om was. Amerikaanse mannen, ook daar moet ik aan wennen.

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten